Een werkneemster is op 1 juli 2005 in dienst getreden bij een werkgever. In 2016 heeft de werkgever haar een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst gedaan. Ze is hier niet op ingegaan. Vervolgens gedraagt de werkgever zich bijzonder onbillijk bij haar streven om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De kantonrechter veroordeelt haar dan ook tot betaling van een flinke billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. In hoger beroep oordeelt het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 3 juli 2017 – kort weergegeven – dat de werkgever ernstig onbillijk heeft gehandeld en daarmee een