Een timmerman raakt na een ernstige val van negen meter in coma, en komt uiteindelijk een half jaar later te overlijden. De erfgenamen stellen de werkgever aansprakelijk. Zij vorderen vergoeding van zowel materiële als immateriële schade. Vanwege het feit dat de werknemer na het ongeval in coma heeft gelegen zou volgens de werkgever geen plaats zijn voor vergoeding van immateriële schade: er zou niet voldaan zijn aan het 'bewustzijncriterium'. De Hoge Raad oordeelt uiteindelijk dat de werknemer levensvreugde heeft gederfd, nu hij zich heeft gerealiseerd (blijkt uit medische stukken) dat hij gedurende een bepaalde periode bewusteloos is geweest, en niet
Log in of activeer deze boektitel om verder te lezen.
Om het hele document te lezen moet u eerst inloggen of deze boektitel activeren.