Een groepsleider bij een Rijksinrichting wordt wegens arbeidsongeschiktheid ontslagen na afloop van de toen daarvoor geldende termijn van 1 jaar. De Minister van Justitie vindt dat er voldoende inspanningen zijn verricht om een passende functie voor de groepsleider te vinden binnen het gezagsbereik van de minister. De groepsleider tekent beroep aan tegen dit ontslag. Zowel de rechtbank als de Centrale Raad van Beroep zijn het met de groepsleider eens: het ontslag wordt teruggedraaid, omdat de mogelijkheden tot herplaatsing onvoldoende zijn onderzocht.