In de haven van Rotterdam ligt een schip afgemeerd bij overslagbedrijf E. E. laat goederen van het schip lossen door inschakeling van stuwadoorsbedrijf I. dat gebruik maakt van een drijvende kraan. Tussen het schip en de drijvende kraan ontstaat een aanvaring, met schade aan een ander schip, dat eigendom is van bedrijf W. Deze laatste stelt E. aansprakelijk en vordert schadevergoeding. De Hoge Raad concludeert dat de omvang van de aansprakelijkheid van de opdrachtgever (overslagbedrijf E.) wordt bepaald door de omvang van de aansprakelijkheid van de niet-ondergeschikte (stuwadoorsbedrijf I). De aansprakelijkheid van E. wordt beperkt door artikel 740a e.v. (oud)
Log in of activeer deze boektitel om verder te lezen.
Om het hele document te lezen moet u eerst inloggen of deze boektitel activeren.