Tussen de partijen, een bedrijfspensioenfonds en een deelnemer, was in geschil of een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer recht had op een verhoging van de premievrije voortzetting van zijn pensioenopbouw, indien de mate van arbeidsongeschiktheid tijdens een slapend dienstverband was toegenomen. Het gerechtshof oordeelt dat, op grond een uitleg van het pensioenreglement conform de cao-norm, ook bij een slapend dienstverband géén verhoging van de premievrije pensioenopbouw bij latere toename van de arbeidsongeschiktheid bestaat. Daarnaast wijst het hof het beroep op de hardheidsclausule uit het